woensdag 21 augustus 2013

Strijd en overwinning

Toen ik gister 2 Kronieken 20 noemde (en dan om precies te zijn 2 Kronieken 20:1-23), wil ik het daar niet alleen bij laten.
Ik dacht dat ik er al over geschreven had, maar ik kon niets terugvinden, totdat ik even in mijn mappen ging kijken en ja, daar kwam ik wat tegen.
Op mijn oude site* bleek ik er een keer over geschreven te hebben na aanleiding van een toespraak die we op een vrouwenochtend hebben gehoord.
Ik wil het graag ook hier delen; de lessen die erin liggen zijn te waardevol om te laten liggen.
En het past eigenlijk ook heel goed in de serie:

Bedenk hoe groot en indrukwekkend de HEER is ... (90)


U bent onze God. Straf hen af, want wij zijn niet opgewassen tegen deze oprukkende legermacht.
We weten niet wat we moeten doen, maar onze hoop is gevestigd op u.

2 Kronieken 20:12


De eerste verzen laten de problemen zien.
In Josafat’s  geval een groot leger dat oprukte naar zijn land om oorlog te voeren.
Josafat schrikt verschrikkelijk, maar hij wend zich tot God om hulp.

De bijzondere les van vanmorgen lag (en ligt) in het gebed van Josafat.
(Ik moet bekennen, dat ik dit zelf zo niet had ingezien, maar ik dank God voor mensen die ons onze ogen helpen openen om Gods woord te leren verstaan, want als ik het zelf had gelezen, en dat heb ik vast wel vaker gedaan, toch heb ik niet gezien welke les er in besloten ligt)
Josafat gaat bidden, maar hij begint niet met zijn nood bij God neer te leggen, met klagen, met zijn angst uit te spreken.
Nee, Josafat begint zijn gebed met het uitspreken van wie God is en wat Hij gedaan heeft in het verleden!
Hij richt zijn hart eerst op God en niet op de problemen!
Door zijn hart eerst op God te richten, krijgen de problemen niet de eerste plaats toebedeeld, maar de grootheid van God.
Vervolgens legt hij al zijn nood bij God neer en geeft aan dat alleen God kan helpen.
Wanhoop klinkt er door in zijn gebed als hij aangeeft dat ze zelf niet tegen deze overmacht zijn opgewassen, maar ook klinkt er geloof in door, dat God het wel kan doen.
‘Wij weten niet wat wij moeten doen, maar onze hoop is op U.’
Er klinkt verwachting in door.
Hij verwacht wat van God.

Ik weet niet hoe het bij een ander is, maar ik weet wel, dat, als ik problemen heb, of er gebeuren allerlei vervelende, nare dingen of wat dan ook, dat ik dan vergeet te kijken naar wie God is en wat Hij allemaal al niet voor mij heeft gedaan.
Ik denk daar eigenlijk niet eens aan, nee, ik begin dan gelijk met het uitstorten van met nood, mijn problemen, mijn … wat mij ook bij God brengt.
En ik realiseerde me, dat mijn gebed dan vaak één grote klaagzang is, één grote wanhoopskreet zonder nog te beseffen wie God eigenlijk werkelijk is.
Ja, natuurlijk, ik kom wel aan het eind met: U heeft mij toch al eerder geholpen, wilt U het opnieuw doen, U bent toch God etc., maar mijn problemen krijgen de eerste plaats en de grootheid van God de tweede plaats.
Hierdoor zijn mijn problemen groter dan God in plaats van andersom.
Maar daardoor wordt mijn verwachting van God ook minder groot, want de problemen overheersen.
Maar God is altijd groter dan welk probleem ook.
Dat is een feit!
Eigenlijk was de boodschap zo logisch.
Eigenlijk wist ik het wel.
En toch …

Vervolgens spreekt God door Zijn Geest tot een Leviet en geeft hen antwoord.
En wat voor antwoord.
Ze zouden zelf niets hoeven te doen, God zou het voor hen doen.
God zou voor hen de strijd strijden.
Ze moesten oprukken, oog in oog komen te staan met de vijand, maar ze hoefden niet ten strijde te trekken.
De strijd zou door God gestreden worden.
God zegt hen, dat ze niet bang hoefden te zijn, want Hij staat aan hun kant.
Josafat’s antwoord hierop is in alle nederigheid Gods Almacht erkennen en hij werpt zich ter aarde om God te aanbidden en Hem te prijzen en groot te maken.
De volgende dag doet Josafat wat God hem gezegd had te doen.

In mijn ogen eigenlijk nog meer.
Want naast dat hij oprukt met zijn leger, spreekt hij zijn vertrouwen in God uit naar zijn volk en hij stelt voor in het leger mannen in feestgewaden op om muziek te maken voor de Heer en Hem te loven en te prijzen.
Josafat vierde eigenlijk al de overwinning nog voor die er was.
Hij geloofde, vertrouwde God volledig op Zijn woord.
Hij kende God en hij wist dat God te vertrouwen was en van daaruit handelde hij.
De overwinning kwam, zonder dat ook maar één van hen iets hoefde te doen.
Fysiek, althans.
Want er werd wel iets anders van hen verwacht.
Het eerste wat hij moest doen, was geloven dat God door iemand anders heen Zijn boodschap gaf en erop vertrouwen dat God zou doen wat er gezegd werd.
Vervolgens moesten ze ook gehoorzamen en doen wat God gezegd had door die persoon heen.
Aansluitend getuigde Josafat van zijn geloof en vertrouwen in God door Hem te loven en te prijzen en God groot te maken en de overwinning kwam.

Hiermee laat Gods woord ons ook zien, dat we wel open moeten staan voor woorden die God spreekt door andere mensen heen en niet zo maar naast ons neerleggen.
Ook vandaag de dag spreekt God door mensen heen.
Nee, we moeten niet alles klakkeloos aannemen, maar ook niet zomaar zonder meer afwijzen.
God heeft ons Zijn woord gegeven om te toetsen.
Daarnaast is gehoorzaam zijn een belangrijk aspect.
Als God zegt dat Hij voor ons strijd, en dat zegt Hij ook tegen ons door Zijn woord, dan moeten wij net zoals Josafat doen wat God zegt.
Maar wat is dat moeilijk.
Regelmatig realiseer ik mij achteraf, dat ik als een opstandig kind het weer zelf heb willen doen en het enige wat ik ermee bereik is, dat ik God voor de voeten loopt en Hij niet kan doen wat Hij wilde doen of wil doen.
En waar blijft mijn lofprijs en aanbidding voor dat het einde van de strijd in zicht is?
Durf ik, kan ik Hem danken, loven en prijzen terwijl de strijd nog gestreden moet worden, het einde er nog niet is?
Ja, Jezus heeft de Overwinning behaald, maar leef ik daar ook naar, daar uit?
Tot mijn grote schaamte en verdriet moet ik bekennen dat ik dat vaak vergeet en dat God zelf, of een ander mij daar soms eerst weer op moet wijzen.

Vanmorgen kwam in de studie niet naar voren dat niet iedere strijd op deze zegevierende manier ten einde komt.
Dit Bijbelgedeelte geeft dat ook niet weer.
Zo bidden, zo geloven, vertrouwen, zijn geen garanties dat iedere strijd die we strijden moeten, zo zegevierend ten einde komt.
Toch geloof ik wel, dat als wij staande blijven in ons geloof en in ons vertrouwen in Hem, dat, al lijkt voor de wereld de strijd niet gewonnen, wij toch de strijd gewonnen hebben;
simpelweg om dat Jezus de Overwinning reeds heeft behaald!
Maar ik geloof ook, dat, ik tenminste wel, veel meer nog moet leren staan op wie God is, van daaruit leven, bidden, handelen.
Dat ik nog veel meer moet leren om ten alle tijden eerst God de plaats te geven die Hem toekomt en vervolgens pas met mijn noden bij God te komen, zodat ik krachtiger wordt, sterker wordt omdat ik meer en meer ga beseffen hoe groot God is en hoe afhankelijk ik van Hem ben.
Waardoor Hij meer en meer de ruimte krijgt om in mij en door mij te werken.

Vader God, ik dank U met heel mijn hart voor Uw woord, maar ook voor Uw geduld met mij.
Ik dank U, dat U zoveel tijd en ruimte neemt om mij te onderwijzen en U van mij houdt.
Leg zo al deze woorden in mijn hart en laat ze wortel schieten in mijn hart, opdat mijn geloof in U en mijn liefde voor U alleen groter wordt.
Ik prijs Uw grote naam.
Halleluja.
In Jezus ‘Naam.

- Amen -

* DD. - 1-02-2010 - www.intoyourhands.punt.nl


Geen opmerkingen:

Een reactie posten